
There’s always me
Het Vondelpark op een zonnige dag is er vol mee. Mensen die gezien willen worden in hun eigen uniciteit. Iedereen voelt die behoefte wel en meestal gaat het ook goed, maar een Elviskind zal het vaak moeten bevechten.
Onlosmakelijk
Ooit stelde ik mezelf de vraag: “Hoe zou ik Berty (mijn overleden broertje) tekenen in relatie tot mezelf?” Het antwoord kwam meteen in me op. Ik zou hem aan mij vast tekenen, op mijn rug of nek, als een Siamese tweeling. Vanwege de ene letter die onze namen van elkaar onderscheidt en vanwege het feit (?) dat zijn dood mijn leven betekende. We zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hij is er altijd.
Recht
Dat roept meteen de vraag op: “En wie ben ik dan? Heb ik recht van bestaan?” Mijn hoofd zegt dat ik daar nooit aan getwijfeld heb. Maar mijn lijf (en hart) zei – en zegt – weleens iets anders. Uit wat ik doe, uit bepaalde gedragingen, blijkt dan toch wel een existentiële behoefte om gezien en erkend te worden als uniek individu.
Gelden
Van jongs af aan heb ik de neiging gehad me te laten gelden. Als het slimste meisje van de klas, als de sterkste, de stoerste, als de sportiefste, de braafste, you name it. Later veranderde dat meer in de behoefte me in creatieve zin te laten zien. Het is niet voor niks dat ik nu al 14 jaar dit soort blogs schrijf. En al heel lang denk ik: “Een boek, waarom niet?”
Wedergeboorte
Het lijkt toch allemaal voort te komen uit een verlangen om mijn eigen stempel te drukken op de wereld waarin ik leef. Om mijn eigen plek in te nemen. Om mijn bestaansrecht te valideren. Als een psychologische wedergeboorte die bevestigt: “Hé, ik ben er ook”.