
Lastige tranen
“Weet je wat jij moet doen …”. We hebben al snel een goed advies klaar als we een ander in nood treffen. Maar het is vaak ook om te verdoezelen dat we eigenlijk geen raad weten met onszelf.
Ongemak
Het verdriet en de tranen van een ander. Wat hebben we daar toch een moeite mee. We kunnen ze niet verdragen. En schieten dan vaak in de modus van redder: dit moet opgelost worden. Deze tranenvloed moet stoppen. Dit verdriet zou er niet moeten zijn. Maar waar het eigenlijk over gaat is ons eigen ongemak.
Alleen
Vier jaar geleden alweer overleed mijn schoonmoeder en kwam mijn schoonvader er alleen voor te staan. Over de achtbaan aan emoties die ik dat jaar ervoer schreef ik dit blog. Voor mijn schoonvader brak een lastige periode aan en op het moment dat hij weer dingen kon en wilde gaan oppakken kwam corona. Voor een man met een zeer actief verenigingsleven verhevigden de lockdowns zijn gevoel van eenzaamheid.
Roeien
Maar als ik zie hoe hij omgaat met zijn verlies, dan zie ik hem roeien met beide riemen. De riem die gericht is op het verlies (het verdriet en gemis, de twijfels en verwarring, de boosheid en opluchting) en ook de riem gericht op herstel (het oppakken van activiteiten, afspraken maken, contacten aangaan, met vakantie gaan), hij gebruikt ze allebei. Dus zijn bootje gaat vooruit in plaats van dat hij in rondjes blijft draaien doordat hij maar één riem gebruikt.
Vooraan
Dat neemt niet weg dat er regelmatig momenten of gebeurtenissen zijn waar het verdriet weer vooraan ligt. En de tranen vloeien. Maar sommige mensen reageren daarop alsof het abnormaal is. Alsof het nu maar eens een keer klaar moet zijn. Alsof hij daarvoor psychische hulp zou moeten zoeken. Alsof er iets mis is met hem.
Confrontatie
Terwijl het dan vooral gaat over de confrontatie met ons eigen verdriet en herinneringen daaraan. Want dat stoppen we liever weg. Maar ook over de onmacht die we voelen als een ander zichtbaar verdriet heeft. We staan met lege handen. En dat voelt ongemakkelijk. Wat we hebben te leren is dat we niet altijd hoeven doen, maar dat we soms alleen maar hoeven zijn. Zijn bij de ander. Zijn met het ongemak. Verder niets.